PDD-NOS


Pervasieve ontwikkelingsstoornis, niet anders omschreven (Pervasive Developmental Disorder - Not Otherwise Specified) is een aan autisme verwante stoornis. Dit betekent dat er wel bepaalde kenmerken zijn van autisme, maar men niet geheel aan de omschrijving voldoet. De Nederlandstalige afkorting is POS-NAO, maar vaak wordt de Engelse afkorting PDD-NOS gebruikt. Het is een diagnose volgens de indeling van het handboek DSM IV.

Onder PDD-NOS vallen stoornissen die niet voldoen aan de criteria van de andere aandoeningen in de groep pervasieve ontwikkelingsstoornissen. Zo zijn in deze restgroep aandoeningen ondergebracht als atypisch autisme en vooralsnog ook MCDD. Omdat PDD-NOS een restgroep is en de symptomen in vorm en intensiteit uiteenlopen, zijn er geen 'harde' criteria. Wel bestaan er enige richtlijnen: Er is een duidelijke achterstand of beperking in de sociale interactie. Daarnaast bestaan er tekortkomingen in de (non-)verbale communicatievaardigheden of is er sprake van stereotiep gedrag en interesse. In de differentiaaldiagnose moet worden uitgesloten dat er sprake is van een andere pervasieve ontwikkelingsstoornis. Ook moet, met name bij volwassenen, worden uitgesloten, dat de symptomen het gevolg zijn van schizofrenie, schizotypische persoonlijkheidsstoornis of ontwijkende persoonlijkheidsstoornis.

PDD-NOS is niet altijd even ernstig. Er zijn vele gradaties in de ernst van de stoornis. Wat men vrijwel altijd met elkaar gemeen heeft, is de behoefte aan structuur. Een duidelijke dagplanning voorkomt bijvoorbeeld, dat men voor moeilijk te verwerken verrassingen komt te staan. Ook is men dikwijls sterk op zichzelf gericht en zijn er achterstanden op emotioneel, sociaal en motorisch gebied.

Mensen met PDD-NOS schieten vaak tekort in sociale vaardigheden. Daardoor kunnen er gemakkelijk problemen ontstaan in de omgang met andere mensen. Het herkennen en benoemen van eigen en andermans emoties, gaat hen vaak moeilijk af. Houding en gedrag zijn hierdoor lang niet altijd aangepast, aan de situatie van het moment. Het resultaat daarvan is dat er nogal eens onbegrip en afstand ontstaat, tussen iemand met de ontwikkelingsstoornis en anderen.


Fantasie en werkelijkheid zijn voor mensen met PDD-NOS niet altijd gemakkelijk te scheiden. Vooral jongeren hebben de neiging alles heel letterlijk op te vatten. Als ze bijvoorbeeld in een televisieserie iemand dood zien gaan, dan is de eerste impuls te denken dat de acteur nu ook echt dood is. Ook heeft men vaak moeite met woordspelingen en uitdrukkingen, omdat men geneigd is alles heel letterlijk te nemen. Als bijvoorbeeld gezegd wordt dat de buurvrouw naast haar schoenen loopt, zal een kind met PDD-NOS verwachten dat de buurvrouw letterlijk naast haar schoenen staat. Dat niet alles zo letterlijk te nemen is, moet dan van situatie tot situatie aangeleerd worden.

Mensen met PDD-NOS denken net als anderen met een ontwikkelingsstoornis, vaak in vaste patronen, alles heeft een eigen plekje. Onverwachte gebeurtenissen en gebrek aan overzicht, geven daarbij vaak planningsproblemen. Ze leveren ook stress en gevoelens van onveiligheid op. Een vaste dagstructuur en goede planning kan de nodige rust geven.

Mensen met PDD-NOS kunnen leren omgaan met hun contactstoornis. Veel sociale vaardigheden en handelingen zijn aan te leren. Hetzelfde geldt overigens voor de stoornis van Asperger en hoogfunctionerend autisme.

De stoornis kan zowel bij een laag als hoog gemeten IQ gediagnosticeerd worden. Bij allen is er een onevenwichtigheid in de verhouding verbale intelligentie en performale intelligentie. De mate waarin men zich sociale vaardigheden kan eigenmaken, bepaalt voor een deel hoe iemand met PDD-NOS, zich in de toekomst zal ontplooien.


Oorzaak
Sommige onderzoekers zijn van mening dat de diverse vormen van autisme zo verschillend zijn dat er geen gelijke oorzaak aan de grondslag kan liggen (Gillberg, 1992). Globaal is men het er wel over eens dat er hersenontwikkeling (rijping) plaats vindt, die tot gevolg heeft dat de ik-anderdifferentiatie aangetast of beschadigd wordt. Hierdoor ontstaat het specifieke gedragspatroon dat op het gebied van sociale omgang ernstige gevolgen heeft, met alle gevolgen van dien. Kanner (1943) en Asperger (1944) stellen dat de andere aspecten van autisme daaraan ondergeschikt zijn.

Andere theorieën vertrekken vanuit andere standpunten. Zo gaat de theorie van de centrale coherentie (Frith, 1989/2003) van het standpunt uit dat de problematiek van de sociale interactie het gevolg is van andere defecten, zoals het talig functioneren. Damasio en Maurer (1978) ontwikkelden een model voor de neurologische structuur van autisme gebaseerd op enkele aspecten van autisme (motoriek, taal en communicatie, aandacht en waarneming, rituelen en compulsies). Ze baseren hun model op de vergelijking van gedrag van mensen met een autistische stoornis met gedrag van mensen met een hersenbeschadiging. In dit model speelt het idee van een defect in de dopamine-overdracht in de hersenen een belangrijke rol. Inmiddels is door de theory-of-mind (Baron-Cohen, 1989), de sociale interactie opnieuw meer centraal komen te staan. Frith (1997) geeft aan dat het probleem met de sociale interactie niet het gevolg is van de gebrekkige taal, maar juist het tegenovergestelde: de gebrekkige sociale interactie heeft gevolgen voor de ontwikkeling van de taal.

De oorzaak van PDD-NOS is niet duidelijk. Men vermoedt dat een stoornis in de ontwikkeling van de hersenen gevolgen heeft voor het verwerken van informatie. Dit betekent een ernstige beperking gedurende het gehele leven, want het verdwijnt niet.

Op dit moment is de diagnose autisme uitsluitend gebaseerd op gedragskenmerken. Deze gedragskenmerken worden in drie clusters verdeeld, welke terug te vinden zijn in diagnostische lijst van de DSM-IV-TR en de lCD-10. Diagnostiek van autisme vraagt veel creativiteit en flexibiliteit van de diagnostici. Een diagnose moet multidisciplinair gesteld moet worden met behulp van observaties in verschillende dagelijkse situaties zoals thuis, op school en op het werk. 

In de DSM 5 is de cathegorie PDD-NOS komen te vervallen en spreekt men van ASS, Autisme Spectrum Stoornis. Zie hiervoor ASS.